Uitspraak Raad van State wijkt af van die van Europees mensenrechtencomité

Donderdag wachtte STIL in spanning op de uitspraken van de Raad van State en die van de Centrale Raad van Beroep over Bed, Bad en Brood, die beiden die dag bekend werden. De uitspraken waren teleurstellend. Hoewel het Europees Comité voor Sociale Rechten november vorig jaar stelde dat Nederland onvoorwaardelijk toegang tot eten en onderdak moet verlenen aan ongedocumenteerden, vindt de Raad van State dat wel voorwaarden mogen worden gesteld. Als mensen niet meewerken aan hun eigen terugkeer naar land van herkomst, komen ze weer op straat.

De Centrale Raad van beroep kwam diezelfde dag met de uitspraak dat gemeenten opvang mogen weigeren en mensen naar een terugkeercentrum –VBL- sturen waar vervolgens het meewerkcriterium gesteld wordt. Daar geldt nu de praktijk dat mensen, ook als ze wel meewerken, uiteindelijk de straat op gestuurd worden.

Achtergrond

In november 2014 publiceerde het Europees Comité voor Sociale Rechten een uitspraak waarin het stelde dat Nederland de menselijke waardigheid in het geding brengt door ongedocumenteerden toegang tot basisbehoeften als onderdak en voedsel te ontzeggen. Daarmee schendt Nederland Europese verdragen, zo stelt het ECSR. Bovendien benoemt het ECSR in haar uitspraak dat onvoorwaardelijk in deze basisbehoeften dient te worden voorzien. In diverse uitspraken van nationale rechters werd deze gedachtegang het afgelopen jaar bevestigd. Afgelopen donderdag werden gezamenlijke uitspraken van zowel de Raad van State als de Centrale Raad van Beroep gepubliceerd. Deze uitspraken zouden helderheid moeten geven over een tweetal omstreden aspecten in het Bed Bad Brood debat.

Voorwaardelijkheid

In de eerste plaats staat de vraag centraal of de overheid meewerken aan terugkeer als voorwaarde mag stellen aan opvang. In eerdere jurisprudentie werd de lijn van het ECSR hierin al gevolgd. De verwachtingen waren dan ook positief. Zo kwam NRC Next donderdag nog met een artikel over dit onderwerp: “Dat de overheid voorwaarden mag stellen aan de opvang, is geen waarschijnlijke uitkomst.” (www.nrc.nl).

De teleurstelling en verbazing op STIL waren dan ook groot toen vlak daarna de uitspraak van de Raad van State verscheen met een persbericht getiteld “Staatssecretaris mag voorwaarden stellen bij bed-bad-broodopvang” (www.raadvanstate.nl). Hiermee wordt de uitspraak van het ECSR helaas ter zijde geschoven.

Gemeente of rijk verantwoordelijk?

Een tweede aspect dat nog ter discussie stond, betrof de vraag wie verantwoordelijk is voor het bieden van opvang: is dat het rijk (de staatssecretaris) of de gemeente? Ontwikkelingen binnen de rechtspraak leken ertoe te leiden dat opvang van ongedocumenteerde daklozen, net als de opvang van Nederlandse daklozen, juridisch gezien onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning geschaard diende te worden. Daarmee zou dus de gemeente verantwoordelijk zijn voor het bieden van deze opvang. Dit is ook hoe de huidige Bed Bad Brood voorzieningen zijn ingericht.

Maar volgens de uitspraak van donderdag jl valt het bieden van opvang aan mensen zonder verblijfsvergunning juridisch gezien onder de vreemdelingenwet. Daarmee is de staatssecretaris verantwoordelijk voor het bieden van deze opvang, niet de gemeente. Dit heeft verschillende nadelen. Zo draait het een besluit van de staatssecretaris in het kader van de Vreemdelingenwet2000 vooral om het politieke belang dat iemand terugkeert, terwijl een besluit van een gemeente in het kader van de Wmo draait om de vraag wat iemand in zijn of haar persoonlijke situatie nodig heeft.

In een persbericht stelt de Centrale Raad van Beroep hierover het volgende:

“Inmiddels [sinds de uitspraak van het ESCR] is vanuit verdragsrechtelijk perspectief een sluitend stelsel van opvang ontstaan. In dit stelsel is de staatssecretaris verantwoordelijk voor opvang van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Hierdoor vervalt de noodzaak tot de Wmorechtspraak, waarin de destijds bestaande lacune werd gedicht in het opvangrecht voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen.” (Bed-bad-brood: onderdak in vrijheidsbeperkende locatie mag, rechtspraak.nl, 26-11-2015).

De zorgvuldig opgebouwde jurisprudentie waarin het bieden van een minimale menswaardige levensstandaard in het kader van de Wmo aan IEDER MENS, onafhankelijk van een papiertje, dient te worden geboden is hiermee in één klap van tafel geveegd. Er zijn een paar kleine babystapjes vooruit gemaakt, maar die worden keihard teniet gedaan door deze reuzesprong terug!

De consequenties

Maar wat betekent deze uitspraak nu eigenlijk? Om te beginnen betekent het dat wij onszelf als land niet erg serieus nemen. We tekenen verdragen, maar negeren vervolgens de morele verplichtingen die hieruit voortvloeien door te stellen dat deze juridisch gezien niet bindend zijn.

Dat terzijde, zullen we de praktische consequenties af moeten wachten. De onderhandelingen tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het rijk over hoe invulling te geven aan de Bed Bad Brood-opvang liepen onlangs volledig spaak. Omdat gemeenten en het rijk het niet eens konden worden, werd besloten deze uitspraak af te wachten. Eén ding is zeker; de uitspraken zijn niet in het voordeel van het meer humane standpunt van de VNG, maar versterken de politieke belangen van staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie. Ze maken de weg vrij om de rijksplannen die klaar liggen maar door gemeenten niet geaccepteerd werden toch door te voeren. Dat zou betekenen dat de Bed Bad Brood voorzieningen er ongeveer als volgt uit komen te zien:

Grootschalige nachtopvang in 5 grote steden voor maximaal 20 weken: 

  • 2 weken tijd voor mensen om tot rust te komen en vertrouwen te krijgen
  • 6 weken tijd om ‘in de meewerkstand’ te komen
  • 12 weken om te werken aan terugkeer

Mensen die dan nog niet zijn teruggekeerd, kunnen (zoals nu al het geval is) voor een periode van 12 weken naar de Vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel. Ben je er dan nog steeds? Dan begint het liedje van voor af aan. En als je geen handtekening zet onder die verklaring dat meewerkt aan je eigen terugkeer, dan sta je op straat. Het kan evengoed dat mensen op straat terecht komen als ze wel meewerken, zoals ook de huidige praktijk is.

Gemeenten hebben luid en duidelijk te kennen gegeven het met het in april gepresenteerde BBBakkoord niet eens te zijn, zeker ook de gemeente Utrecht. Ook de afgelopen dagen klonken al kritische geluiden. Maar wat zijn de consequenties als gemeenten weigeren mensenrechten te negeren? Wat als gemeenten toch opvang bieden aan de mensen die niet aan de voorwaarden (kunnen) voldoen? Als het aan Dijkhoff ligt, zo bleek al uit de eerste versie van het bestuursakkoord, worden gemeente dan gekort op hun budget. We zouden hier dus kunnen spreken over een soort ‘delit de solidarité’: het delict van de solidariteit.

Want stel je voor dat je mensen helpt met als enige voorwaarde het feit dat ze mens zijn…